Blog

di 30 april 2024

Feitelijk 40-urige werkweek, maar contract voor 36 uur

Volgens de arbeidsovereenkomst heeft een werknemer van een houthandel een 36-urige werkweek en 25 vakantiedagen. Feitelijk is volgens de werknemer echter al jarenlang sprake van een 40-urige werkweek. Hij vordert nabetaling van salaris met wettelijke verhoging en rente. Hoe oordeelt de rechter?

Werkwijze volgens werkgever
Volgens de werkgever is in theorie sprake is van een 40-urige werkweek. Hij roostert de werknemers in een reguliere werkweek echter slechts voor 38 uur per week in. Met gebruikmaking van de conform de cao toegekende (doorbetaalde) roostervrije uren, worden de werknemers de resterende twee uur op vrijdagmiddag namelijk uitgeroosterd. Daarnaast krijgen de werknemers die feitelijk 38 uur per week werken, ook nog 92 roostervrije (doorbetaalde) uren. Deze uren worden door de werkgever ingezet op verplichte vrije dagen, zoals de Paas- en Pinksterdagen en tijdens bedrijfssluitingen (bijvoorbeeld elk jaar tussen Kerst en Oud en Nieuw). Onder aan de streep resteert dan 36 uur per week die feitelijk wordt gewerkt. Deze wijze van inroostering is volgens de werkgever in overeenstemming met de toepasselijke cao.

Overwegingen rechter
Deze werkwijze betekent volgens de rechter dat de werknemer in theorie een 40-urige werkweek heeft, in plaats van de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidsomvang van 36 uur per week. Net als de andere werknemers, wordt ook hij slechts voor 38 uur per week ingeroosterd en krijgt hij daarnaast ook 92 roostervrije uren, voor het verschil van 38 naar 36 uur per week. Doordat hij slechts voor 36 uur per week betaald kreeg, betaalde hij in feite voor zijn eigen roostervrije tijd. Dat is niet in overeenstemming met de bedoeling van de cao en de daarin opgenomen regels over toekenning van roostervrije tijd. De cao gaat immers uit van een standaardarbeidsduur van 40 uur met 184 roostervrije uren en de in de cao genoemde maandsalarissen zijn gebaseerd op een 40-urige werkweek.

Oordeel rechter
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de werknemer te weinig loon uitbetaald heeft gekregen, namelijk voor 36 uur per week, in plaats van 40 uur per week. De werkgever is dus nog loon verschuldigd.

Omdat de werkgever niet tijdig het volledige loon heeft betaald, is hij daarover de wettelijke verhoging verschuldigd. In de gegeven omstandigheden ziet de rechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 20%.

Ook wijst de rechter de gevorderde wettelijke rente toe vanaf de vervaldatum van de afzonderlijke  loonbetalingen tot aan de dag van algehele voldoening.

Let op: De werkwijze met urenroosters leidde er in dit geval per saldo toe dat de werknemer vier uur per week niet uitbetaald kreeg. Een succesvolle claim tot nabetaling van salaris met 20% wettelijke verhoging over het nabetaalde bedrag en wettelijke rente volgde.